Een Meester beschikt over vermogens, dat spreekt vanzelf, maar er zijn dingen die hij niet kan. Hij kan bijvoorbeeld niet in jouw plaats eten; hij zal je voedsel geven, maar jij moet het opeten. En als je zegt: ‘Nee, nee, ik wil dat hij eet’, wel, dan zal hij sterker worden en zul jij wegkwijnen.
Je denkt altijd dat een Meester jouw werk moet doen. Nee, een Meester zal je de nodige materialen geven voor de bouw van je paleis, hij zal je zelfs cement en spijkers geven, maar jij moet aan de slag, want hij zal je paleis niet bouwen. Als een Meester jouw werk doet, wint hij erbij in jouw plaats. Begrijp goed dat een Meester niet alles kan. De zon is ook niet almachtig: als je de gordijnen gesloten laat, zal ze nooit in jouw huis kunnen schijnen.
Zie ook ‘Spirituele Meesters, lichtbakens van alle tijden, Izvor 207, hst. I en VI