De Broederschap bestaat, opdat wij allen samen, gemeenschappelijk het Koninkrijk van God zouden kunnen vragen. Het spreekt vanzelf dat iedereen het alleen, op zichzelf kan vragen, maar alleen is men niet in staat zulke machtige resultaten voort te brengen, tenzij men andere wetten zou kennen. Wie alleen is, moet weten dat hij in zijn eenzaamheid nooit iets zal uitrichten en dat hij zich met de gedachte moet verbinden met heel die collectiviteit van wezens, verspreid over heel de aarde, die voortdurend in dezelfde richting werken voor het Koninkrijk van God. Als men niet altijd bij de anderen kan zijn, moet men zich tenminste met hen verbinden door de gedachte.

Waarom altijd afgezonderd blijven? Zelfs om een kind te maken, moet men uit die steriele afzondering stappen en iemand vinden die luistert naar de naam vrouw... of man. Maar mensen hebben dit niet begrepen. ‘Ik op mijn eentje... ik wil helemaal alleen blijven!’ Goed, blijf dan alleen en je zult onvruchtbaarheid oogsten, een overvloed aan onvruchtbaarheid! Om God te vinden, kan men niet alleen blijven, maar moet men zich verbinden met alle ontwikkelde wezens in het universum, die bezig zijn aan Hem te denken.

Zie ook ‘Een universele filosofie – broederschap als nieuwe vorm van bewustzijn’, Izvor 206, hst. VIII