Wanneer alpinisten de beklimming van een top ondernemen, vragen zij niet aan de gids die hen leidt, zich om te draaien om naar hen te kijken. Welnu, het spirituele leven is zoals de beklimming van een hoge top en je moet aan je Meester niet vragen zich om te draaien. Want jouw bescherming ligt in het feit dat hij zich niet omkeert. Als hij dat wel zou doen, om naar jou te kijken of naar je te luisteren, zal hij een verkeerde stap zetten en zullen alle klimmers aan het touw neerstorten.                                                   

Beneden in de vlakte, in het gewone leven, ligt het anders, maar hier is men bezig met de beklimming van een berg en dan zijn de regels veel strikter. Je moet de Hemel zelfs bidden dat je Meester niemand zou bekijken, opdat hij alle bergbeklimmers aan het touw naar de top zou kunnen brengen. Ja, daarvoor moet je bidden, in plaats van je voortdurend met al je kracht te concentreren om je gids te dwingen zich naar jou te keren, met jou bezig te zijn, zonder te beseffen dat dit de ondergang van iedereen teweeg kan brengen. Zoals je ziet, weet men nog niet hoe men een Meester moet beschouwen.

Zie ook ‘Spirituele Meesters, lichtbakens voor alle tijden’, Izvor 207, hst. II en VIII