De Hemel gaat na wie jij dient: als hij ziet dat je je eigen god, je egoïsme, je lagere natuur dient, keert hij zich van je af. Hij deelt zijn rijkdom niet uit aan mensen die er enkel op belust zijn hun eigen leventje te leiden op een oneerlijke en zelfgenoegzame manier. En als de Hemel je in de steek laat, wie zal je dan helpen, wie zal je redden? Je geld, je roem, je aanzien?           

Voor de Hemel bestaan er maar twee categorieën van mensen: zij die uitsluitend voor zichzelf werken, om hun eigen verlangens te bevredigen en zij die moeite doen hun broeders en zusters te helpen, om deel te nemen aan het werk van miljarden en miljarden entiteiten in de onzichtbare wereld, die zich inzetten voor de verwezenlijking van het Koninkrijk van God op aarde. Deze mensen staan genoteerd in het grote Boek van het Leven als weldoeners van de mensheid en de Hemel zal hen nooit in de steek laten.

Zie ook ‘De mens verovert zijn bestemming – reïncarnatie en karma’, Izvor 202, hst. IV, VI en VII

Om zijn problemen op te lossen, bezit de mens vanbinnen buitengewoon doeltreffende middelen: de gedachte, de wil, de verbeelding. Maar omdat hij gewend is enkel zijn toevlucht te nemen tot uitwendige middelen, worden deze vermogens uiteraard niet ontwikkeld. Hoeveel mensen zeggen niet: ‘De gedachte, de gedachte..., ik heb geprobeerd, maar ik zie geen enkel resultaat!’ Waarom? Veronderstel dat je met de gedachte een lichamelijke of psychische zwakte wil verhelpen: om deze zwakte te creëren, heb je misschien eeuwen en verschillende levens nodig gehad; hoe kun je dan verwachten dat je deze kwijtraakt door vandaag te beslissen om je gedurende twee of drie minuten te concentreren? Misschien heb je opnieuw eeuwen nodig!                                

Er bestaat rechtvaardigheid in het universum en als men voortdurend fouten is blijven opstapelen, zijn veel tijd en moeite nodig om die te herstellen. In feite is de beste oplossing uiterlijke middelen toe te voegen aan innerlijke middelen, om de zaken te bespoedigen. Maar men moet eerst en vooral werken met de ziel, de geest, de gedachte, en daarna, indien nodig, een fysiek element toevoegen om het proces te ondersteunen.

Zie ook ‘De macht van de gedachte’, Izvor 224

Maak er een gewoonte van de juiste innerlijke houding aan te nemen tegenover de omstandigheden en gebeurtenissen van het leven. Als je bijvoorbeeld een tegenslag hebt, waarom reageer je dan, alsof je alles verloren hebt, alsof heel de wereld instort? Probeer daarentegen je bewust te zijn van alles wat je nog bezit: gezondheid, familie, vrienden... en dank de Hemel voor deze rijkdom. Stel je eens voor hoe erg het is verlamd te zijn of zonder dak boven je hoofd, zonder voedsel of ouders...  

Leer dus blij te zijn met wat je hebt in plaats van altijd te lijden door wat je mist. Dat je een ogenblik verdrietig bent vanwege pesterijen, een ontgoocheling of mislukking, goed, dat is normaal. Maar het is onvergeeflijk dat je blijft tobben over je verdriet en intussen alle redenen vergeet om gelukkig en dankbaar te zijn. Verman je toch, anders komt er een dag dat je die neiging tot moedeloosheid niet meer kwijtraakt en dan word je verpletterd.

Zie ook ‘Spiritueel leven – 115 gouden regels’, Izvor 227, p. 90 en 141

 

De situatie van een Meester is zeer gecompliceerd. Zijn werk bestaat erin de leerling te helpen zijn geest te bevrijden, want zijn geest is als een koning die zich heeft laten onttronen door opstandige onderdanen, en nu zit die koning opgesloten in de gevangenis, terwijl het koninkrijk ten prooi is aan anarchie.                   

Helaas begrijpt de leerling niet altijd de hulp die zijn Meester hem wil bieden, hoewel hij afgezet werd en zich verstoten voelt; hij heeft onterecht de indruk dat de Meester door zijn raadgevingen en houding zijn vrijheid wil beperken. Wat moet die Meester dan doen?... Geduldig wachten tot de leerling de aard van zijn werk begrijpt. Wat de Meester in de leerling wil beperken, zijn de uitingen van zijn lagere natuur, zijn driften en begeerten die uiteindelijk zijn hogere natuur, zijn geest, het zwijgen hebben opgelegd. Als de leerling denkt dat de Meester alles doet om hem te tergen, te kwellen en verdriet aan te doen, in plaats van te begrijpen dat hij enkel goede bedoelingen heeft, komt dat heel eenvoudig, omdat de leerling nog niet beseft wat werkelijk in zijn belang is. Net als een kind houdt deze van snoepjes en van degene die ze hem aanbiedt. Terwijl de Meester hem kinine* voorstelt...

*natuurlijk geneesmiddel

Zie ook ‘Spirituele Meesters, lichtbakens voor alle tijden’, Izvor 207

Een idee is een schepsel, een levend wezen dat van de wereld van de geest komt en dat levende wezen doet een werk met je. Zolang je deze idee vasthoudt en voedt, zal zij je beïnvloeden en vormen, tot je er op een dag in slaagt de sublieme wereld, waar zij vandaan komt, te weerspiegelen: de wereld van de archetypes, waar de schepselen verblijven die precies Ideeën worden genoemd.

Daarom is het zo belangrijk voor een goddelijk idee te werken; deze idee trekt vanzelf alle mogelijkheden aan om je te vormen en te verbeteren, en op een dag word je een burger van deze wereld der Ideeën. Het is belangrijk te werken voor een idee, om een band te hebben met de hogere wereld. Wanneer er geen ideeën meer zijn die aan jou werken als bijen, om je alle zegeningen te brengen, word je beroofd van al het beste wat er bestaat.

Zie ook ‘Meditatie – scheppend werken met de gedachte, de verbeelding, de natuur, het licht’, reeks Stani nr. 3, deel IV 1-5