De vruchten van de Boom des Levens die zich in de tuin van Eden bevond, zijn de eigenschappen en deugden van de sterrenbeelden uit de dierenriem.                             

Het zijn in volgorde: Ram, de activiteit; Stier, gevoeligheid en goedheid; Tweelingen, de zin om te studeren; Kreeft, de waarneming van de onzichtbare wereld; Leeuw, edelmoedigheid en moed; Maagd, de zuiverheid; Weegschaal, het gevoel voor kosmisch evenwicht; Schorpioen, het begrip van leven en dood; Boogschutter, de band met de Hemel; Steenbok, de beheersing van zichzelf en de anderen; Waterman, broederlijkheid en universaliteit; Vissen, het offer. Dit zijn de kwaliteiten van de vruchten van de Boom des Levens, waarvan Adam en Eva mochten eten en waarmee ook wij ons moeten voeden.

Zie ook ‘De dierenriem, sleutel tot mens en universum’, Izvor 220, hst. II

Het is waar dat wij in een maatschappij leven waar nog vele zaken moeten veranderen. Maar dat hoeft niet met geweld te gebeuren. Met geweld realiseer je trouwens nooit echte veranderingen. Geweld brengt immers altijd ergere kwalen teweeg dan die het wil bestrijden.

Hoe kunnen wij de maatschappij dan veranderen? Door onze manier van leven: door onszelf in de eerste plaats te veranderen, kunnen wij de hele wereld beïnvloeden. Daaraan werken wij in de Universele Witte Broederschap, om op een dag het concrete voorbeeld van een betere maatschappij te kunnen geven. Wij trachten bewuste en vastberaden mensen te vormen, een formidabel team dat zal bewijzen dat heel de mensheid één grote familie, één broederschap kan worden. Wij moeten dus aan onszelf werken, om een prachtig voorbeeld te geven en ons laten gelden, maar zonder geweld: enkel door verhevenheid, grootsheid, licht en schoonheid... Wie niet in staat is zich op deze manier te laten gelden, moet niet beweren dat hij de maatschappij verandert.

Zie ook ‘De macht van de gedachte’, Izvor 224, hst. V

Een Meester beschikt over vermogens, dat spreekt vanzelf, maar er zijn dingen die hij niet kan. Hij kan bijvoorbeeld niet in jouw plaats eten; hij zal je voedsel geven, maar jij moet het opeten. En als je zegt: ‘Nee, nee, ik wil dat hij eet’, wel, dan zal hij sterker worden en zul jij wegkwijnen.                              

Je denkt altijd dat een Meester jouw werk moet doen. Nee, een Meester zal je de nodige materialen geven voor de bouw van je paleis, hij zal je zelfs cement en spijkers geven, maar jij moet aan de slag, want hij zal je paleis niet bouwen. Als een Meester jouw werk doet, wint hij erbij in jouw plaats. Begrijp goed dat een Meester niet alles kan. De zon is ook niet almachtig: als je de gordijnen gesloten laat, zal ze nooit in jouw huis kunnen schijnen.

Zie ook ‘Spirituele Meesters, lichtbakens van alle tijden, Izvor 207, hst. I en VI

Je hebt wandelingen gemaakt in de bergen en je hebt opgemerkt dat je kon klimmen, dankzij de oneffenheden en de rotsen. Waarom verlang je dan dat je leven glad, zonder oneffenheden zou zijn? In die omstandigheden zul je nooit de top bereiken en vooral bij het afdalen: wat een valpartij!...

Gelukkig voor jou zit het leven vol oneffenheden en dankzij hen ben je nog in leven. Bijgevolg hoef je niet te vragen dat je leven gelijkmatig zou zijn, zonder leed, zonder ongemakken, zonder verdriet of vijanden, want je zou niets meer hebben om je aan vast te klampen, om te stijgen. Allen willen alleen maar in gemak en weelde leven, zonder te beseffen dat zij in feite bezig zijn hun ongeluk te vragen. Gelukkig verhoort de Hemel hen niet, want als Hij dat zou doen, zou er weldra niets van hen overblijven.

Zie ook ‘U bent Goden’, Synopsis I, deel V

Mensen kunnen nog niet ademen door alle poriën van hun huid en daarom is hun ademhaling nog niet volledig, ideaal of goddelijk. Nochtans zijn sommige yogi’s erin geslaagd te ademen door de huid, en zo vangen zij allerhande vitale krachten en substanties op. Bijgevolg kunnen zij de hoeveelheid voedsel en drank verminderen: omdat zij geleerd hebben subtielere elementen op te nemen.

Deze oefening kun je leren doen tijdens de zonsopgang: de zonnestralen absorberen via de huid en ze opslaan in de zonnevlecht. Zo zul je na maanden en jaren voelen dat er kleine mondjes, kleine deurtjes in jou opengaan. Zij waren al aanwezig, maar je had nog niet geoefend, om ze te laten werken.

Zie ook ‘Harmonie en gezondheid’, Izvor 225, hst. V en VI