Liefde komt van de hemel en keert naar de hemel terug. Er bestaan geen twee, drie of vier liefdes, het is altijd dezelfde liefde, maar begrepen of ervaren op verschillende niveaus. Waar zou de menselijke liefde vandaan komen, als ze niet haar bron zou hebben in God Zelf? Men zegt dat God liefde is, maar men weet niet wat die liefde betekent en men scheidt de fysieke liefde van de sensuele liefde en van de goddelijke liefde. Nee, er bestaat geen scheiding, het zijn allemaal uitingen van dezelfde kracht, van dezelfde energie die van zeer hoog komt.

Je bezit nog niet voldoende licht over het getal één, het ondeelbare. Want dat is juist de liefde: het getal één, en dit getal brengt alle andere getallen voort; twee, drie, vier zijn slechts uitdrukkingen van één. God is één, liefde is één en God is liefde. Al wat niet één is, is in werkelijkheid een aspect van één; en daarom moet men terugkeren naar de eenheid. Wij bevinden ons in de veelheid, aan de buitenkant, en wanneer men zegt dat wij terug naar de eenheid moeten, betekent dat: terugkeren naar God, naar die liefde die één is.

Zie ook ‘Waarheid, de vrucht van wijsheid en liefde’, Izvor 234, hst. III en VI

Als je gaat drinken, maak er dan een gewoonte van het glas enkele seconden in je hand te houden en te zeggen: ‘Ik groet je, lieftallig water, zo zuiver en sprankelend van leven. Jij, dienares van God, vervul mij van zuiverheid.’                                                              

Dan zul je voelen dat heel je wezen doordrongen wordt van een subtiel fluïdum. Kijk naar het water en vereenzelvig je ermee. Beeld je in dat ook jij die helderheid en doorzichtigheid van kristal bezit. Geleidelijk zal water voor jou niet langer een kleurloze en onbeduidende vloeistof zijn, die je gebruikt voor de keuken of de vaat, om je te wassen, enz., maar zul je vanbinnen een wonderbare bron voelen opwellen. De wezens en de dingen zullen zich aan jou tonen met veel meer dan hun materiële verschijningsvorm, zij zullen zich openbaren zoals ze werkelijk zijn.

Zie ook ‘Het leven, meesterwerk van de geest’, Synopsis III, deel XI.4

Een vlam is zo zwak dat een zuchtje volstaat om haar uit te doven. Maar als je haar voedt, kan zij een waarachtige vuurzee worden en dezelfde wind die de vlam bedreigde, gaat deze integendeel versterken, tot het punt waarop niets nog weerstand kan bieden.

De vlam is een symbool van de geest: als je haar niet voedt, zal ze bij de kleinste moeilijkheid uitdoven. Men ontmoet veel mensen van wie de geest bijna is uitgedoofd: zodra zij enig verzet ondervinden, geven zij op en is het afgelopen. Anderen daarentegen hebben hun geest kunnen versterken door gebed, meditatie en contemplatie. En niet alleen houden de obstakels hen niet tegen, maar deze sporen hen aan om nog verder te gaan, met nog meer vurigheid. Dus dezelfde moeilijkheden die de zwakken neerhalen, versterken al degenen die werkelijk bezield worden door de geest.

Zie ook ‘Meditatie – scheppend werken met de gedachte, de verbeelding, de natuur, het licht’, reeks Stani nr. 3, deel IV.10

Al wat op aarde bestaat, heeft zijn oorsprong boven, in het goddelijk gebied. In het begin is er de geest, en de fysieke materie is niets anders dan een condensatie van de gedachte van de Schepper.    

Voor de mens is het van zeer groot belang dat hij deze filosofie van de voorrang van de geest bezit, want dankzij deze filosofie heeft hij de macht alle situaties te verhelpen. Zolang hij gelooft dat het fysieke vlak, en dus de materiële omstandigheden, het bevel voeren, zal hij altijd nietig en kwetsbaar blijven, overgeleverd aan de omstandigheden. Al naargelang de filosofie die je volgt, die van de materie of die van de geest, ben je zwak of sterk en machtig.

Zie ook ‘De vrijheid, overwinning van de geest’, Izvor 211, hst. II

Een orkest of een koor is het symbool van het akkoord, van de harmonie die tussen mensen zou moeten bestaan... Harmonie die men helaas bijna nergens ziet. Allen zijn opgevoed om hun eigen zin door te drijven, niemand denkt eraan overeen te stemmen en zich te harmoniseren met de anderen. Bijgevolg is disharmonie de toestand die het meest verspreid is in de wereld. Zij is zodanig verspreid dat men die anarchistische houding blijft cultiveren, zelfs wanneer men zich in een Inwijdingsschool bevindt. Iedereen wil zijn zin doen, en de leraar, de sukkel, staat eenzaam te kijken naar die warboel.                         

Voortaan moet men begrijpen dat een leraar is zoals een orkestleider: hij is aanwezig om harmonie te laten heersen en daarom moet iedereen met hem overeenstemmen. Hij is de stemvork en als allen gestemd zijn, zullen zij klinken als harpen, waaraan de wind een wonderbare melodie ontlokt. Maar er is een stemvork nodig, en dat is precies een leraar, een Meester: een stemvork.

Zie ook ‘Spirituele Meesters – lichtbakens voor alle tijden’, Izvor 207, hst. VIII