Dagteksten
Moeders moeten de macht van het woord kennen, om bij hun kinderen de deugden en kwaliteiten te ontwikkelen die zij voor hen verlangen. Zelfs al heeft het kind nog niet de leeftijd om te begrijpen wat men ertegen zegt, toch kan de moeder ertegen spreken; want om te beginnen met een kind te spreken is het niet nodig dat het de woorden begrijpt, het kan zelfs ingeslapen zijn. De moeder kan het teder in haar armen nemen en er zachtjes tegen spreken met veel liefde en veel overtuiging, waarbij zij aan het kind beschrijft wat zij later voor hem wenst... De baby verroert zich niet, hij heeft niets gehoord, misschien niets begrepen, maar het woord is een werkzame kracht.
In het onderbewustzijn van dat kleine kind bevinden zich entiteiten die alles hebben gehoord, alles hebben geregistreerd en zij gaan reeds aan het werk. In zijn hersenen, in zijn hart, in alle cellen en organen van zijn lichaam, brengen zij processen op gang, verzamelen zij elementen die het kind later in staat zullen stellen de gaven en kwaliteiten die zijn moeder het toewenste, te openbaren.
Zie ook ‘de opvoeding begint voor de geboorte’, Izvor 203, hst. VI
Veel mensen die proberen hun leven te veranderen of zichzelf te transformeren, klagen wanneer zij zien dat ze altijd in dezelfde zwakheden vervallen. In feite is de enige manier om gebreken af te leren, de slechte gewoonten die men heeft te veranderen, dat wil zeggen op het gepaste ogenblik andere afdrukken maken, andere clichés aanbrengen. Maar daarvoor is een bijzondere waakzaamheid vereist; als men die waakzaamheid niet bezit, vergeet men het te doen en de oude gewoonte, het oude cliché komt altijd getrouw tevoorschijn.
In de Evangeliën staat: ‘Wees waakzaam, want de Duivel staat klaar als een brullende leeuw om je te verslinden.’ Deze waakzaamheid is juist de sleutel tot verandering. Daarom moet je voortaan leren bewust andere gebaren te maken, bewust andere woorden te spreken, bewust andere gedachten en gevoelens te voeden, om diep in jezelf de clichés van het nieuwe leven dat van de hemelse gebieden komt, af te drukken. Door je iedere dag in die zin te oefenen, transformeer je jezelf.
Zie ook ‘Spirituele alchemie – de zoektocht naar volmaaktheid’, Izvor 221, hst. VI
Wanneer een mysticus de Godheid aanschouwt, is zijn ziel als een vrouw die een vonk, een kiem van de Schepper wil ontvangen. Hij draagt zich op aan het licht van God, hij stelt zich ervoor open en hij ontvangt die kiem in zijn ziel. Hij draagt deze kiem lange tijd, om een goddelijk kind op de wereld te zetten.
Op spiritueel gebied kan de man, net zoals de vrouw, een kind ontvangen. Door zich te verbinden met de Schepper, verandert de man van polariteit, wordt hij vrouw en schenkt hij het leven aan het kind van de liefde en aan het kind van de wijsheid... Hetzelfde gebeurt met de maagd, die zich wijdt aan de dienst van de Heer. Zij bereidt zich voor om Christus te huwen, om een spiritueel kind ter wereld te brengen. In het innerlijk leven bestaat geen steriel huwelijk, op voorwaarde dat de vrouw of de man voorbereid is en onderwezen werd in de wetten van de spirituele polarisatie.
Zie ook ‘De zaden van het geluk’, Izvor 231, hst. V, XII en XX
Als men weet hoe men naar de zon moet kijken en met haar werken, verkrijgt men de ware macht. Al wat op aarde bestaat, stenen, planten, dieren en mensen, ontvangt het leven van de zon en ook haar warmte en haar licht. Maar alleen de grote Meesters, de Ingewijden, hebben de aard van deze energie begrepen: zij hebben de centra ontwikkeld die hun in staat stellen die energie op te vangen en te transformeren.
Voor een Ingewijde is het licht van de zon voedsel dat hij opneemt en verteert, om het daarna om zich heen uit te stralen. Daarom kan hij de schepselen verlichten, verwarmen en verlevendigen.
Zie ook ‘Op weg naar een zonnebeschaving’, Izvor 201
De manier waarop de slang van huid verwisselt, is zeer leerzaam voor de leerling. De slang voelt dat een nieuwe huid is gegroeid onder de oude, en dan zoekt zij tussen de rotsen een smalle spleet of opening, en daar kruipt zij in. Het kost moeite en ze moet wringen om door die ‘smalle poort’ te komen. Maar eenmaal voorbij de nauwe doorgang, bezit de slang een nieuwe huid, de oude is blijven hangen.
Op een dag moet de leerling ook door ‘de smalle poort’ gaan die hem zijn oude huid zal ontnemen, dat wil zeggen zijn oude opvattingen, gewoonten en redeneringen. Ieder van jullie zal door de smalle poort gaan. Uiteraard zal het een moeilijke doorgang zijn, maar maak je geen zorgen, wees niet bang, verheug je dat je je oude huid verliest, om een nieuw wezen te worden, met nieuwe ideeën, nieuwe gevoelens, een nieuw gedrag.
Zie ook ‘Het leven, meesterwerk van de geest’, Synopsis III, deel VIII.1