Transpireren is essentieel voor de gezondheid. Maar lichamelijk transpireren volstaat niet. Ook de ziel en de geest moeten transpireren. Liefde doet de ziel transpireren, en wijsheid doet de geest transpireren. Natuurlijk moet men het woord ‘transpireren’ in deze context zeer ruim opvatten! De transpiratie is het symbool van een volmaakte uitwisseling die plaatsvindt tussen de microkosmos (de mens) en de macrokosmos (het universum). Lichamelijk gebeuren die uitwisselingen via de huid; door de huid verwijderen wij afvalstoffen en nemen wij energie op. Maar op subtiel gebied gebeuren deze uitwisselingen via de aura die onze spirituele huid is.

Wanneer ik dus zeg dat onze ziel en onze geest moeten transpireren zoals ons fysieke lichaam, bedoel ik de uitwisselingen die wij moeten hebben in de subtiele gebieden, met heel het universum.

Zie ook ‘Subtiele centra van de mens – aura, zonnevlecht, hara, chakra’s’, reeks Izvor 219, hst. II

Je klaagt vaak dat je niet kunt rekenen op de anderen. Je beeldt je in, waar je ook gaat of wat je ook doet, dat mensen blijven staan waar je hen hebt achtergelaten en dat je ze op gelijk welk ogenblik zult terugvinden: beschikbaar en in dezelfde gemoedstoestand. Maar alles beweegt, verandert, wordt getransformeerd. Je kunt dus mensen ontmoeten, met hen omgaan, zaken met hen doen, maar reken niet op hun standvastigheid, want dan leef je in illusies en zul je eeuwig ongelukkig zijn als je moet vaststellen dat de zaken niet helemaal lopen zoals je verwachtte en dat niets met je verlangens overeenstemt. ‘Wat staat mij dan te doen?’ zul je zeggen.    

Werk aan jezelf om je te ontwikkelen, te versterken, te verlichten, want dat is het enige dat zekerheid biedt om aan alle situaties het hoofd te bieden. Als God je enkele trouwe vrienden heeft gegeven, is dat prachtig, bedank Hem. Maar alleen op de anderen rekenen, die levende vonk in jezelf opgeven om alleen achter schaduwen en illusies aan te hollen, betekent zoveel als je voorbereiden op verschrikkelijk leed. Is het nu niet, dan wel later, want alles verandert voortdurend.

Zie ook ‘Op aarde zoals in de hemel’, Synopsis II, deel V

Neem een cirkel: hoe groot zijn omtrek ook is, het centrum blijft altijd een minuscuul punt. Als symbool stelt de omtrek de ziel voor die zich kan uitstrekken tot in het oneindige. Het middelpunt daarentegen stelt de geest voor die geen afmetingen heeft, maar die de bijzondere eigenschap bezit zo intens te vibreren dat hij overal gelijktijdig aanwezig is. De geest heeft geen afmetingen, want hij is niet materieel, terwijl de ziel wel materieel is. Uiteraard is zij niet gemaakt uit het zware materiaal van het stoffelijk gebied dat wij kennen, maar uit de oermaterie die zuiver licht is. De geest kan niets scheppen zonder de materie van de ziel, waarin hij opgesloten is.                                                      

Wanneer natuurkundigen overgaan tot de splitsing van het atoom, doen zij symbolisch niets anders dan de geest, de opgesloten krachten, bevrijden uit de materie.

Zie ook ‘De vrijheid, overwinning van de geest’, Izvor 211, hst. I en II

Zelfs als je gaven en vermogens hebt ontvangen tijdens een vorige incarnatie, zullen deze niet tevoorschijn komen in dit leven als je ze niet oefent. Het gebeurt soms dat iemand op late leeftijd ontdekt dat hij geschikt is voor een activiteit, hoewel hij dat nooit vermoedde. Hij is verbaasd en betreurt dat hij deze bekwaamheid niet eerder ontdekt heeft.

Men moet zich dus oefenen op de meest uiteenlopende gebieden. Als je niet slaagt, kun je het opgeven, maar dan zul je tenminste geen spijt hebben dat je het nooit geprobeerd hebt. Het is altijd goed te beginnen met werken in een gebied waarvoor men geen enkele bijzondere aanleg heeft, maar houd niet hardnekkig vol als het werkelijk op niets uitdraait. Het is verkieslijk dat je de talenten oefent die je al bezit, eerder dan tevergeefs vast te houden aan deze die je niet bezit. Je moet weten waaraan je je energie besteedt. Werk dus op de vlakken waar je al sterk bent, vervolmaak de eigenschappen en talenten die reeds in jou bestaan, en probeer alleen in de tijd die overblijft andere talenten wakker te maken, die je totaal ontbreken.

Zie ook ‘Artistieke en spirituele schepping’, Izvor 223

Volgens de decreten van de kosmische Intelligentie moeten alle organen zoals de maag, het hart en de longen, onbaatzuchtig samenwerken voor het welzijn van het hele wezen. Hoe kan men ontkennen dat dankzij deze onbaatzuchtigheid de mens leeft en in goede gezondheid verkeert? De Ingewijden hebben zo sterk op deze eigenschap aangedrongen, omdat zij begrepen hebben dat men duizendmaal meer ontvangt door onbaatzuchtigheid dan door egoïsme. Door egoïstisch te zijn beeldt men zich in erbij te winnen, terwijl men enkel ziekten binnenhaalt.                                        

Mensen proberen altijd een voordeel te behalen op hun buurman of buurvrouw, hem of haar te overheersen of te verdringen, en zij zijn zelfs trots op die houding. Dit bewijst dat zij nog niet de les hebben begrepen van hun organisme dat hun alle dagen toont, dat zij met een dergelijke houding ten onder zullen gaan, omdat ze kiemen van ontbinding in zich toelaten. Je zult zeggen: ‘Ja, maar met zelfverloochening en offerbereidheid kan men niet leven, dan sterft men.’ Nee, integendeel, op dat ogenblik haal je gezondheid, harmonie, verrijzenis, eeuwig leven binnen.

Zie ook ‘Een universele filosofie – broederschap als nieuwe vorm van bewustzijn’, Izvor 206, hst. VIII en X