Het goede staat nog niet gelijk met God Zelf; het is een manifestatie van God, maar het is God niet. God staat boven goed en kwaad, en wij kunnen niet weten wat Hij is. Maar aangezien het goede een openbaring van God is, kunnen wij ons met Hem verbinden door te denken aan het goede: ons bewustzijn verplaatst zich, het verlaat de duistere gebieden waar leed, angst en terreur heersen, om zich te voegen bij het Centrum, het scheppende Beginsel. Aangezien God alles geschapen heeft, kent Hij de eigenschappen van alle elementen, van alle krachten en van alle schepselen, en zal Hij ons de middelen geven, om onze gebreken te verhelpen. Wij kunnen immers niet alles weten, het universum is zo uitgestrekt en onmetelijk! Maar Hij beschikt over alle mogelijkheden en dus moeten wij op Hem een beroep doen om hulp te vragen, want Hij staat boven goed en kwaad.

Zie ook ‘U bent Goden’, Synopsis I, deel V

Wij leven in een cultuur die van ons eist dat we kunnen lezen en schrijven en dat is heel goed, want lezen en schrijven zullen altijd noodzakelijk blijven, maar het zijn twee activiteiten die men ook op andere gebieden moet leren uitoefenen.                                                          

In de Inwijdingswetenschap betekent lezen: in staat zijn de subtiele en verborgen zijde van voorwerpen en schepselen te ontcijferen, en de symbolen en tekens die de kosmische Intelligentie overal in het grote boek van het universum heeft geplaatst, te interpreteren. En schrijven betekent zijn stempel zetten in dat grote boek, inwerken op stenen, planten, dieren en mensen door de magische kracht van de geest. Men moet dus niet alleen op papier kunnen lezen en schrijven, maar in alle gebieden van het universum.

Zie ook ‘geheimen uit het boek van de natuur’, Izvor 216

Als je een vuur aanmaakt, komt er een vlam tevoorschijn die licht geeft. Het vuur en de vlam zijn haast versmolten. Maar als men over vuur spreekt, bedoelt men de oorzaak, waarvan de vlam al een gevolg is. Er is geen licht zonder vuur, maar wat het vuur zelf is, weet men niet. Men kan het slechts kennen via deze twee verschijningsvormen: de warmte en het licht.

De Heilige Drievuldigheid is een van de symbolische voorstellingen van dat groot mysterie van het vuur. Het vuur is de Vader en uit de Vader stammen de Zoon, de Christus: het licht, de wijsheid, en ook de Heilige Geest: de warmte, de liefde.

Zie ook ‘U bent Goden, Synopsis I, deel II.1

Denken is in de eerste plaats in staat zijn zich te bevrijden van de dagelijkse zorgen, om zich onzelfzuchtig te kunnen concentreren op een onderwerp van filosofische of spirituele aard.

Denken moet ons helpen vooruit te gaan op de weg van het begrip van het menselijk wezen, het universum, God Zelf. En dit begrip wordt niet verkregen door het lezen van boeken of door discussies. Het is in de stilte dat de onheuglijke kennis die in het diepst van onszelf besloten ligt, langzamerhand tot ons bewustzijn doordringt.

Zie ook ‘De weg van de stilte’, Izvor 229

Mensen bidden, zingen, knielen en branden kaarsen voor beelden en iconen, die worden door hen gekust, in de bloemen gezet en in processies gedragen. Maar wat is de macht van een heiligenbeeld? Het staat daar, in gips, hout of marmer, stil en onbeweeglijk, en gelovigen vragen het om hen te redden. Zij geloven erin en het is waar, zij bereiken resultaten.

Waarom? Heeft de icoon, het beeld, gehandeld? Nee, het is de intensiteit van de psychische energie die uitgestuurd wordt door de gelovigen. Deze energieën worden opgehoopt op het beeld dat een geleider is geworden: het heeft hun gebeden en smeekbeden doorgestuurd. Omwille van de intensiteit van hun geloof, zijn hun beden opgestegen tot in de Hemel, via de icoon, die slechts een bemiddelaar is. Dus hebben zijzelf alles gedaan en niet de icoon. Deze had slechts betekenis voor hen, omdat zij het geloof bezaten.

Zie ook ‘Meditatie – scheppend werken met de gedachte, de verbeelding, de natuur, het licht’, reeks Stani, nr. 3, deel IV.3