Dagteksten
Als zij problemen moeten oplossen, denken mensen er niet aan de methode van de liefde te gebruiken, want ze geloven niet in de doeltreffendheid ervan. Nochtans zullen zij op een dag moeten toegeven dat de liefde het meest geduchte wapen is, waarvoor iedereen verplicht is te capituleren. Tegenover waarachtige liefde heeft de vijand geen enkele ontsnappingsmogelijkheid: vroeg of laat wordt hij gegrepen.
Rust je dus uit met wapens van liefde en je zult zien dat niemand je het hoofd kan bieden. Je zult er ook nooit van beschuldigd worden dergelijke wapens te willen gebruiken. Als je vindt dat ze niet doeltreffend genoeg zijn, betekent dit in feite dat je liefde niet sterk genoeg is. Versterk ze, vermeerder ze en je zult zien dat allen verplicht zullen zijn zich over te geven.
Zie ook ‘Spiritueel leven, 115 gouden regels’, Izvor 227, p. 100
Als je het slachtoffer wordt van onrecht, laat je dan niet verteren door verdriet of wraakzucht. Wacht af en blijf verder aan jezelf werken. Al wat geïnspireerd wordt door de goddelijke wereld, blijft duren en zal op een dag in volle glorie schitteren; de ondernemingen daarentegen die geïnspireerd worden door menselijke belangen, zijn gedoemd vroeg of laat te mislukken, zelfs als zij een zekere tijd succes kennen. Laat mensen dus maar wegzinken in hun eigen moeras, als dat hun bevalt, door zich verbeten toe te leggen op het verdringen en uitschakelen van anderen, om de beste plaatsen te bemachtigen. Zij zullen gaandeweg verarmen en verzwakken, want ze weten niet hoe verschrikkelijk de wetten zijn voor wie van zichzelf een dienaar van jaloezie, leugen en haat heeft gemaakt.
De Hemel regelt alles, zijn macht en invloed zijn oneindig. Hij werkt onmerkbaar maar onvermoeibaar en alles zal ten goede keren voor hen, die in hun leven plaats hebben gemaakt voor een subliem ideaal van schoonheid en liefde, voor de komst van het Koninkrijk van God en de broederschap in de wereld.
Zie ook ‘Spiritueel leven – 115 gouden regels’, Izvor 227, blz. 15 en 160
Je kunt stellen dat de mensheid die erin geslaagd is door de techniek de natuurkrachten te bedwingen, een fantastisch intellectueel niveau heeft bereikt. Maar dat is nog niet de perfectie die de Schepper voor de mens op het oog heeft. Wat Hij beoogt, staat nog ver boven de wetenschappelijke of filosofische vaardigheden: het gaat om vermogens zoals de helderziendheid, het intuïtief begrip, de directe visie van de dingen.
Zeg je: ‘Maar waarom werd de mens er dan toe gedreven zijn intellectuele vermogens te ontwikkelen?’ Omdat deze noodzakelijk waren; als mensen niet eerst over deze vermogens zouden beschikken, zouden zij evenmin toegang kunnen krijgen tot hogere vermogens. Het was dus noodzakelijk dat de mensheid deze richting uitging en welbepaalde stappen zette, om nu nieuwe vermogens te kunnen ontwikkelen, maar vanzelfsprekend zonder zich te ontdoen van hetgeen reeds verworven werd. De intellectuele vermogens moeten dus hun evolutie bevorderen, maar zij zullen ondergeschikt blijven aan andere vermogens die het daglicht zullen zien.
Zie ook ‘Het leven, meesterwerk van de geest’, Synopsis III, deel VI en VII
Het leven en de dood: op deze twee woorden berust heel de schepping. Het leven kan niet begrepen worden zonder de dood, en de dood niet zonder het leven, zij gaan samen en zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Zodra het leven verschijnt, wordt het al onmiddellijk bedreigd door de dood. Maar de dood zelf heeft nooit het laatste woord: zodra zij haar werk heeft volbracht, krijgt het leven weer de overhand, maar in een andere vorm.
Afzonderlijk genomen hebben de woorden leven en dood geen waarachtige betekenis. Het leven geeft zin aan de dood en de dood geeft zin aan het leven. Daarom zullen wij het leven pas echt begrijpen, als wij op een dag door de deuren van de dood gaan, die ons toegang zullen verlenen tot een vorm van nieuw leven.
Zie ook ‘De vrijheid, overwinning van de geest’, Izvor 211, hst. IV
Wat slecht is voor de een, kan goed zijn voor de ander. Sommige wezens leven in het vuur zonder verbrand te worden en bijgevolg is het vuur voor hen geen kwaad. Voor de mens is het gif van de cobra dodelijk, maar er zijn dieren waarop het gif van de cobra geen enkele uitwerking heeft. Neem nog een eenvoudiger voorbeeld: een zieke in een hospitaal. Zijn ogen zijn geïrriteerd en hij verdraagt het daglicht niet; hoewel het licht voor iedereen iets goeds is, blijkt het voor hem nadelig te zijn.
Men kan dus stellen dat wat mensen slecht noemen, niet noodzakelijk slecht is. Voor het ogenblik is er een bedreigend aspect, omdat zij nog zwak of ziek zijn. Wat zij dus uitdrukken, weerspiegelt uitsluitend hun persoonlijke opvattingen; anderen, zoals de Ingewijden, spreken zich anders uit, want omdat zij erin geslaagd zijn het kwaad te benutten, is dat voor hen iets goeds geworden.
Zie ook ‘U bent Goden, Synopsis I, deel V