De mens is vergelijkbaar met een grauw, dof en koud stuk ijzer, dat alleen getransformeerd kan worden door contact met het vuur, het spirituele vuur. Het fysieke vuur bezit de eigenschap het ijzer voldoende smeedbaar te maken, zodat de smid er nieuwe vormen aan kan geven. Op dezelfde wijze kan het hemels vuur dat de goddelijke liefde is, de mens in een spirituele toestand brengen, waar hij zich bevrijdt van zijn oude, disharmonische en matte vorm, om een nieuwe, lichtende en stralende vorm te ontvangen.

Deze waarheid is sedert altijd gekend door de echte mystici, de echte Ingewijden. Zij hebben het echte vuur, dat zich bevindt in de ziel en in de geest, kunnen vinden. Door erin te baden, hebben zij een toestand van volmaakte buigzaamheid bereikt; vervolgens hebben ze, door te werken met de gedachte, op de oude vorm geslagen en gehamerd, om zichzelf een nieuwe vorm te geven.

Zie ook Geheimen uit het boek van de natuur, reeks Izvor nr. 216, hst. VI.