Een kaars aansteken is niet zo eenvoudig en onbeduidend als het lijkt, want door deze handeling treed je in contact met de vier elementen. De kaars zelf die uit vaste stof bestaat, stelt de aarde voor. Je steekt haar aan en daar heb je het vuur. Daarna begint de kaars geleidelijk te smelten en vormt zich in de holte een heel klein meertje: dat symboliseert het water. Ook de lucht is aanwezig, want deze is onontbeerlijk voor het vuur. Zonder lucht gaat het vuur uit en zelfs als je de lucht niet ziet, neem je haar aanwezigheid waar in de bewegingen van de vlam die lichtjes heen en weer beweegt.

Wanneer je dus een kaars aansteekt, wees je ervan bewust dat je in de aanwezigheid bent van de vier fundamentele elementen van de schepping. Je kunt met deze elementen werken, door je te verbinden met de vier grote Engelen, die ze besturen: de Engel van het Vuur, de Engel van de Lucht, de Engel van het Water en de Engel van de Aarde.

Zie ook De Nieuwe Aarde – methoden, oefeningen, formules, gebeden, Verzameld Werk deel 13, hst.VI.